geklingeld
- Geluid: geklingeld (hulp, bestand)
- ge·klin·geld
vervoeging van: | klingelen… |
verbogen vorm: | geklingelde |
geklingeld
- voltooid deelwoord van klingelen
- gesjareld zijn, gejost zijn, geklingeld zijn, een fout maken
- Als je in tijdsnood zit en iemand toch beslist om eentje te gaan drinken waardoor je dan te laat komt. Dan ben je geklingeld.
- Het woord geklingeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.