Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bei·tel·de

Bijvoeglijk naamwoord

gebeitelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gebeiteld

Werkwoord

vervoeging van: beitelen…
verbogen vorm: gebeiteldee

gebeitelde

  1. verbogen vorm van gebeiteld, voltooid deelwoord van beitelen

Gangbaarheid