• ga·ven

degavenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gave
    • De vrouw was blij met de gulle gaven die ze van haar kinderen kreeg voor haar verjaardag. 
vervoeging van
geven

gaven

  1. meervoud verleden tijd van geven
    • Wij gaven. 
    • Jullie gaven. 
    • Zij gaven. 
     Ik vond het grappig, de verschillende cadeaus die mensen me gaven als blijk van hun vriendschap - Quick een notitieboek, Pamela de pil.[1]
     Deze informatie was nog betrouwbaarder dan de soms wat verouderde opmerkingen in Guthook en gezamenlijk gaven ze voldoende informatie om met enigszins gerust hart de uitgedroogde woestijn in te trekken.[2]
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]
  1. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  • ga·ven
Naar frequentie 4190

gaven

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van gave