• gang·maakt
vervoeging van
gangmaken

gangmaakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gangmaken
    • Jij gangmaakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gangmaken
    • Hij gangmaakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gangmaken
    • Gangmaakt!