ga voorop
- ga voor·op
vervoeging van |
---|
vooropgaan |
ga (...) voorop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooropgaan
- Ik ga voorop.
- gebiedende wijs van vooropgaan
- Ga voorop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooropgaan
- Ga je voorop?