fullt, o
- onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van full
fullt
- compleet, geheel, volledig
- fullt ut (aldeles, fullstendig)
geheel en al
fullt, o
- onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van full
fullt
- compleet, geheel, volledig
- «Det er heilt og fullt mi skyld.»
- Het is volledig en geheel mijn schuld.