fruitten
- fruit·ten
vervoeging van |
---|
fruiten |
fruitten
- meervoud verleden tijd van fruiten
- Wij fruitten.
- Jullie fruitten.
- Zij fruitten.
- Wij fruitten.
- Het woord fruitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
fruiten |
fruitten