fonceren
- fon·ce·ren
uit het Frans
fonceren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fonceren |
fonceerde |
gefonceerd |
zwak -d | volledig |
- (kookkunst) bekleden met deeg om iets makkelijker te kunnen serveren en/of de inhoud tegen oververhitting te beschermen
- (kookkunst) de wanden van een bakblik met andere zaken bekleden om de inhoud tegen oververhitting te beschermen
- Het woord 'fonceren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.