foncedé
foncedé
- (spreektaal) high, stoned [1]
- (spreektaal) vermoeid
- «Deux jours que j’ai pas dormi, je te dis pas comment j’suis foncedé.»
- Ik heb twee dagen niet geslapen, jou houdt het niet voor mogelijk hoe moe ik ben. [1]
- «Deux jours que j’ai pas dormi, je te dis pas comment j’suis foncedé.»