folle

  1. vrouwelijk enkelvoud van fou : gek, maf
    «Elle est folle de son mec.»
    Ze is gek op haar vent. [1]

folle v

  1. (spreektaal) nicht, tante, mietje
    «Hier je me suis fait accoster par une folle
    Gisteren ben ik aangesproken door een nicht. [1]


vervoeging van
follar

folle

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van follar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van follar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van follar