folle
- vrouwelijk enkelvoud van fou : gek, maf
- «Elle est folle de son mec.»
- Ze is gek op haar vent. [1]
folle v
- (spreektaal) nicht, tante, mietje
- «Hier je me suis fait accoster par une folle.»
- Gisteren ben ik aangesproken door een nicht. [1]
folle
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van follar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van follar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van follar