Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fluo·tje
Woordherkomst en -opbouw
  1.  Een borg van € 2,- is nodig voor het verplichte fluootje. U bevindt zich immers in een haven![1]

Zelfstandig naamwoord

het fluootjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord fluo

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “100 jaar Haven van Zeebrugge” (31 juli 2008) op nrc.nl