Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • floep·te aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanfloepen

floepte aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aanfloepen
    • Ik floepte aan. 
    • Jij floepte aan. 
    • Hij, zij, het floepte aan. 


Gangbaarheid