• Via het Proto-Italische fuiō te herleiden tot Proto-Indo-Europees *bʰuH- ("worden/zijn").
vervoeging van
fĭĕri

fīō

  1. actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van fĭĕri


fio m

  1. draad, snoer
  2. (van juwelen) ketting


vervoeging van
fiar

fio

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van fiar