fietswieltje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietswieltje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfitswilcə / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈfits.ʋiɫ.cə/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈfits.β̞il.tʲə/
Woordafbreking
- fiets·wiel·tje
Zelfstandig naamwoord
het fietswieltje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord fietswiel