• fi·bril·leert
vervoeging van
fibrilleren

fibrilleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fibrilleren
    • Jij fibrilleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fibrilleren
    • Hij fibrilleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fibrilleren
    • Fibrilleert!