fibrilleer
- Geluid: fibrilleer (hulp, bestand)
- fi·bril·leer
vervoeging van |
---|
fibrilleren |
fibrilleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fibrilleren
- Ik fibrilleer.
- gebiedende wijs van fibrilleren
- Fibrilleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fibrilleren
- Fibrilleer je?
- Het woord fibrilleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.