• IPA: /ek.stiˈmeːs.kɛˌrɛ/
  • ex·ti·mes·ce·re
  • Afgeleid van timēre met het voorvoegsel ex- met het achtervoegsel -sc
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
extimēscere extimēscō extimuī -
derde vervoeging volledig

extimēscere

  1. heel bang zijn
  2. heel bang zijn voor