Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eva·lu·eert

Werkwoord

vervoeging van
evalueren

evalueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evalueren
    • Jij evalueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evalueren
    • Hij evalueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van evalueren
    • Evalueert!