evalueer
- eva·lu·eer
vervoeging van |
---|
evalueren |
evalueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evalueren
- Ik evalueer.
- gebiedende wijs van evalueren
- Evalueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evalueren
- Evalueer je?
- Het woord evalueer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.