• ero·deer
vervoeging van
eroderen

erodeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eroderen
    • Ik erodeer. 
  2. gebiedende wijs van eroderen
    • Erodeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eroderen
    • Erodeer je?