epidemiecontrole
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- epi·de·mie·con·tro·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epidemiecontrole | epidemiecontroles |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) het vaststellen of iemand besmet is geraakt met een ziekte tijdens een epidemie
- De epidemiecontrole kon niet meer volledig plaatsvinden door een tekort aan tests.