Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • epi·de·mie·con·tro·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord epidemiecontrole epidemiecontroles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de epidemiecontrolev / m

  1. (medisch) het vaststellen of iemand besmet is geraakt met een ziekte tijdens een epidemie
    • De epidemiecontrole kon niet meer volledig plaatsvinden door een tekort aan tests.