epateer
- epa·teer
vervoeging van |
---|
epateren |
epateer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van epateren
- Ik epateer.
- gebiedende wijs van epateren
- Epateer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van epateren
- Epateer je?
- Het woord epateer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.