• en·ve·lop·peert
vervoeging van
envelopperen

enveloppeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van envelopperen
    • Jij enveloppeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van envelopperen
    • Hij enveloppeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van envelopperen
    • Enveloppeert!