engrandecer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
engrandecer |
engrandecía |
engrandecido |
volledig |
engrandecer
- vergroten, uitbreiden, groter maken, belangrijker maken
- prijzen, ophemelen, loven, roemen
- bevorderen, tot een hogere rang verheffen