Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
engrandecer
engrandecía
engrandecido
volledig

Werkwoord

engrandecer

  1. vergroten, uitbreiden, groter maken, belangrijker maken
  2. prijzen, ophemelen, loven, roemen
  3. bevorderen, tot een hogere rang verheffen