Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ener·veert

Werkwoord

vervoeging van
enerveren

enerveert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enerveren
    • Jij enerveert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enerveren
    • Hij enerveert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van enerveren
    • Enerveert!