enervar
- e·ner·var
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enervar |
enervaba |
enervado |
volledig |
enervar
- overgankelijk lusteloos maken
- enerveren, nerveus maken
- [1] debilitar
- enervar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española