encarecer
- en·ca·re·cer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
encarecer |
encarecía |
encarecido |
volledig |
encarecer
- onovergankelijk duurder worden
- overgankelijk de prijs verhogen, duurder maken
- aanprijzen, aanbevelen
- encarecer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española