• en·ca·nail·leer
vervoeging van
encanailleren

encanailleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van encanailleren
    • Ik encanailleer. 
  2. gebiedende wijs van encanailleren
    • Encanailleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van encanailleren
    • Encanailleer je?