empacharse
- em·pa·char·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
empacharse |
empachaba |
empachado |
volledig |
empacharse
- wederkerend (~ con) een indigestie krijgen van
- verlegen worden, van zijn stuk raken
- [1] indigestarse
- [2] avergonzarse, cortarse, turbarse
- empacharse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española