Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emo·lu·ment·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het emolumentjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord emolument
    • De fiscus pikt het niet als werknemers een of ander 'belastingvrij' emolumentje genieten. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen