emaneerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ema·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
emaneren |
emaneerde
- enkelvoud verleden tijd van emaneren
- Ik emaneerde.
- Jij emaneerde.
- Hij, zij, het emaneerde.
- Ik emaneerde.
vervoeging van |
---|
emaneren |
emaneerde