• elu·eer
vervoeging van
elueren

elueer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elueren
    • Ik elueer. 
  2. gebiedende wijs van elueren
    • Elueer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elueren
    • Elueer je?