• dunkt
vervoeging van
dunken

dunkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dunken
    • Jij dunkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dunken
    • Hij dunkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dunken
    • Dunkt! 
vervoeging van
dunken

dunkt

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van dunken
    • Het is dunkt me niet mogelijk dat te doen.