druppen
- drup·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
druppen |
drupte |
gedrupt |
zwak -t | volledig |
druppen
- ergatief druipen, druppelen
- Het water drupte van het dak af.
de druppen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord drup
- Het woord druppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "druppen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be