Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dren·tel aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aandrentelen

drentel (...) aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aandrentelen
    • Ik drentel aan. 
  2. gebiedende wijs van aandrentelen
    • Drentel aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aandrentelen
    • Drentel je aan? 

Gangbaarheid