draailoos
- draai·loos
- Naamwoord van handeling van draaien met het achtervoegsel -loos
draailoos
- het gevoel zijn evenwicht te verliezen
- Ach, geef mij toch eens een sigaret, bedelt hij. Hij smoort, haalt den rook in en wordt draailoos. [1]
- Het woord 'draailoos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Abel Gholaerts, tweede roman van Louis Paul Boon