Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draai·kruk·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de draaikrukkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord draaikruk
     De technicus stond voor de tafel met bedieningspanelen, zijn handen aan de metalen draaikrukken, zijn blik gevestigd op de vele meetinstrumenten.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De jongens van de hobby club.” (1947), De Bezige Bij, Amsterdam, p. 220