doorwondt
- door·wondt
vervoeging van |
---|
doorwonden |
doorwondt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwonden
- Jij doorwondt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwonden
- Hij doorwondt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorwonden
- Doorwondt!
- ▸ Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.[1]
- Het woord 'doorwondt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Tekst van het Wilhelmus”, 6e couplet op koninklijkhuis.nl