doorredeneerde
- door·re·de·neer·de
vervoeging van |
---|
doorredeneren |
doorredeneerde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorredeneren
- ... dat ik doorredeneerde.
- ... dat jij doorredeneerde.
- ... dat hij, zij, het doorredeneerde.
- ... dat ik doorredeneerde.
- Het woord doorredeneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.