(klemtoonhomogram)

  • door·bla·der·de
vervoeging van
doorbladeren

dóórbladerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorbladeren
    • ... dat ik doorbladerde. 
    • ... dat jij doorbladerde. 
    • ... dat hij, zij, het doorbladerde. 
vervoeging van
doorbladeren

doorbláderde

  1. enkelvoud verleden tijd van doorbladeren
    • Ik doorbladerde. 
    • Jij doorbladerde. 
    • Hij, zij, het doorbladerde. 
  2. verbogen vorm van doorbladerd, voltooid deelwoord van doorbladeren