doorbladeren
- door·bla·de·ren
- samenstelling van door en bladeren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorbladeren |
bladerde door |
doorgebladerd |
zwak -d | volledig |
doorbladeren
- overgankelijk oppervlakkig een boek doorkijken
- Hij had het hoofdstuk wel even doorgebladerd maar kon op het examen geen touw vastknopen aan de erover gestelde vragen.
- inergatief doorgaan met bladeren
- Hij bladerde nog enige tijd door en legde verveeld het boek terug.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorbladeren |
doorbladerde |
doorbladerd |
zwak -d | volledig |
doorbladeren [1]
- overgankelijk al bladerend doorlopen
- Hij had het hoofdstuk wel even doorbladerd maar kon op het examen geen touw vastknopen aan de erover gestelde vragen.
- Soms wordt in dit geval ook de scheidbare vorm met klemtoon op door gebruikt
- Het woord doorbladeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.