Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doof·blin·de

Bijvoeglijk naamwoord

doofblinde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van doofblind
enkelvoud meervoud
naamwoord doofblinde doofblinden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de doofblindev / m

  1. iemand die zowel niet kan horen als niet kan zien