Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dom·me·re

Bijvoeglijk naamwoord

dommere

  1. verbogen vorm van de vergrotende trap van dom


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • dom·me·re
Naar frequentie 13534

Zelfstandig naamwoord

dommere

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van dommer