• dis·func·ti·o·ne·ren

disfunctioneren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
disfunctioneren
disfunctioneerde
gedisfunctioneerd
zwak -d volledig
  1. structureel niet goed (kunnen) werken
    • In zijn kritiek op het verlangen naar meer mogelijkheden voor directe ‘volksdemocratie’ is de vice-president licht voorspelbaar. Weliswaar onderschrijft hij de noodzaak om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming, maar dan toch vooral op lokaal niveau, in de eigen omgeving. Als het de hele gemeenschap betreft dan moet er voluit worden vastgehouden aan de vertegenwoordigende democratie. Doorgaan met nationale referenda ‘leidt tot geleidelijk disfunctioneren’ ervan, meent hij.[1] 
    • Volgens Van der Drift is het wéér een voorbeeld van het disfunctioneren van haar zorghulpmiddelenaanbieder Welzorg, een van de grootste van Nederland. Sinds het bedrijf in 2015 moest reorganiseren, regent het klachten. Van der Drift denkt terug aan die keer dat ze op een openluchtfestival met een lekke band kwam te staan, en ze acht uur moest wachten op een reparateur.[2]  


  1. NRC 6 april 2017
  2. NRC Kim Bos 4 april 2017