Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·groei·den

Werkwoord

vervoeging van
dichtgroeien

dichtgroeiden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van dichtgroeien
    • ...dat wij dichtgroeiden. 
    • ...dat jullie dichtgroeiden. 
    • ...dat zij dichtgroeiden. 

Gangbaarheid