• des·plie·gue
enkelvoud meervoud
despliegue despliegues

despliegue m

  1. praal, pracht
  2. machtsvertoon
vervoeging van
desplegar

despliegue

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desplegar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desplegar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desplegar