• de·se·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
desemen
desemde
gedesemd
zwak -d volledig

desemen

  1. overgankelijk door middel van zuurdeeg gist toevoegen aan deeg om het te doen rijzen
    • Deze broden mochten niet gedesemd worden. 
55 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be