descepar
- des·ce·par
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
descepar |
descepaba |
descepado |
volledig |
descepar
- overgankelijk uitroeien, uittrekken met wortel en al (landbouw)
- (scheepvaart) de ankerstok verwijderen
- [1] exterminar
- descepar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española