desatracar
- de·sa·tra·car
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
desatracar |
desatracaba |
desatracado |
volledig |
desatracar
- onovergankelijk (scheepvaart) uitvaren, de trossen lossgooien
- overgankelijk de trossen losgooien van
- desatracar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española