Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sa·jus·tar·se
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
desajustarse
desajustaba
desajustado
volledig

Werkwoord

desajustarse

  1. wederkerend ontregeld raken, kapot raken
  2. ruzie maken
Synoniemen

Verwijzingen